Zorgplicht van de bank bij zakelijke kredietverlening: een nieuwe nuance?
09 september 2025 - Kirsten Moonen
Vorige week wees de Hoge Raad een interessant arrest over de zorgplicht van banken bij zakelijke kredietverlening aan agrarische ondernemers. De zaak draaide om een Nederlandse grootbank en een melkveehouderij die in 2014 financiering kreeg voor uitbreiding van de veestapel.
De uitspraak biedt een verduidelijking op eerdere rechtspraak over bancaire zorgplichten. Kirsten Moonen bespreekt deze uitspraak in het kort in deze blog.[1]
Feiten in het kort
Een maatschap – een agrarisch familiebedrijf bestaande uit vader, moeder en zoon als maten – exploiteert een melkveebedrijf. De onderneming, die al langer klant was bij de bank, vroeg in 2014 financiering aan voor een uitbreiding van de stal en de aankoop van grond. De maatschap heeft de financiering aangevraagd met een door de zoon opgesteld bedrijfsplan.
De bank heeft hierop een financieringsvoorstel gedaan en vervolgens een krediet van ruim € 1,1 miljoen verstrekt voor de aankoop van de grond en de bouw van de nieuwe stallen. Kort daarna kondigde de overheid productiebeperkende maatregelen aan, waaronder het fosfaatrechtenstelsel dat uiteindelijk in 2018 werd ingevoerd.
In de periode rondom het aangaan van de kredietovereenkomst waren op dit gebied al allerlei ontwikkelingen gaande. In 2014 gold het ‘oude’ systeem van de koemelkquotering. Dat systeem liep in 2015 af en werd vervangen door een wetsvoorstel ‘verantwoorde groei melkveehouderij’, maatregelen die allen voortkomen uit Europese richtlijnen. Als slotstuk werd in 2018 de zogeheten fosfaatrechten regeling ingevoerd.
De uitbreiding van de veestapel bleek achteraf niet rendabel voor de onderneming, omdat het bedrijf onvoldoende fosfaatrechten kreeg toegekend. De kredietnemers vorderen van de bank vergoeding van het nadeel dat zij hebben geleden door dwaling bij het aangaan van de kredietovereenkomst, dan wel schadevergoeding wegens schending van de zorgplicht van de bank.
Rechtsvraag
Centraal in deze zaak stond de vraag of de bank haar bijzondere zorgplicht heeft geschonden door de ondernemers niet te waarschuwen voor het risico van toekomstige productiebeperkende wetgeving, zoals het fosfaatrechtenstelsel.
Het hof oordeelde daarover: “Op een bank (…) rust uit hoofde van haar maatschappelijke functie en deskundigheid een (bijzondere) zorgplicht jegens haar klanten. De zorgplicht kan inhouden dat de bank onderzoek moet doen naar de financiële mogelijkheden, de deskundigheid en de doelstellingen van haar klant. De inhoud en reikwijdte van de zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de betrokken rechtsverhouding, de hoedanigheid van de klant, de ingewikkeldheid van het product en de daaraan verbonden risico’s en de eventuele deskundigheid en relevante ervaring van de klant. Uit de (bijzondere) zorgplicht van de bank kan onder omstandigheden een waarschuwingsplicht voortvloeien. Deze waarschuwingsplicht strekt ertoe de klant te beschermen tegen de gevaren van eigen lichtzinnigheid of gebrek aan inzicht.”
Gezien de dominante positie van de bank in de melkveesector en het feit dat uit het bedrijfsplan bleek dat de onderneming geen rekening hield met dergelijke risico’s, had de bank volgens het hof een waarschuwingsplicht: zij moest nagaan of de onderneming deze risico’s voldoende overzag en had de kredietnemer(s) moeten beschermen tegen een mogelijk gebrek aan inzicht.
De bank is het daar niet mee eens en gaat tussentijds in cassatie. De bank stelt in cassatie dat nu de geldlening niet een ingewikkeld product is en de cliënt een onderneming en geen consument is, de zorgplicht beperkt(er) is en het risico van wetswijzigingen voor rekening van de ondernemer komt.
Oordeel van de Hoge Raad
De Hoge Raad verwijst naar zijn eerdere Promontoria-arresten waaruit blijkt dat de maatschappelijke functie van banken een bijzondere zorgplicht meebrengt.[2] Het kan daarbij onder meer gaan om onderzoeks-, advies-, informatie- en waarschuwingsplichten. De inhoud en de reikwijdte van deze bijzondere zorgplicht hangen mede af van de omstandigheden van het geval, waaronder de mate van deskundigheid en relevante ervaringen van de betrokken wederpartij, de ingewikkeldheid van het product en de daaraan verbonden risico's.
De Hoge Raad bevestigt dat de zorgplicht van een bank bij zakelijke kredietverlening (in casu: het verstrekken van een geldlening aan een onderneming) in beginsel beperkter is. Toch sluit dat niet uit dat onder bijzondere omstandigheden een vergewisplicht en waarschuwingsplicht kunnen gelden. Het hof had in dit geval terecht onderzocht of de bank, gezien haar expertise en positie in de melkveesector, had moeten nagaan of de ondernemers zich bewust waren van mogelijke productiebeperkende maatregelen zoals het fosfaatrechtenstelsel. Afhankelijk van de overige omstandigheden van het geval kan de bancaire zorgplicht meebrengen dat de bank zich ervan vergewist of de ondernemer zich van die mogelijke toekomstige ontwikkeling bewust is en, indien dit niet het geval blijkt, haar kennis daarover met deze deelt.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof dit niet onjuist heeft benaderd, maar dat het wel daarbij relevante stellingen van de bank onvoldoende heeft meegewogen. Zo had de bank aangevoerd dat de onderneming bekend mocht worden verondersteld met de mestproblematiek, derogatievoorwaarden en marktontwikkelingen, mede gezien de (eigen) ervaring en door de onderneming ingeschakelde externe advisering.
Omdat het hof deze punten niet kenbaar in zijn oordeel heeft betrokken, wordt het arrest vernietigd en wordt de zaak doorverwezen voor verdere behandeling.
Advies voor de praktijk
Deze uitspraak benadrukt dat banken ook bij zakelijke kredietverlening alert moeten zijn op hun informatie- en waarschuwingsplichten, zeker wanneer zij specialist zijn in een sector en de risico’s van wetgeving voor hen voorzienbaar zijn.
Voor ondernemers is het van belang om bij financieringsaanvragen expliciet stil te staan bij externe risico’s, zoals regelgeving en marktontwikkelingen. Ook de ondernemer moet daarin goed onderzoek doen en dit meenemen in het bedrijfsplan en de gesprekken met de financier. De zorgplicht van de bank is immers niet absoluut, maar contextafhankelijk – en dat vraagt ook om scherpte van de ondernemer zelf.
Ondernemers doen er verstandig aan om bij investeringsbeslissingen niet alleen naar technische en financiële haalbaarheid te kijken, maar ook naar juridische en beleidsmatige risico’s die hun sector kunnen raken.
De sectie Onderneming & Financiering van DVDW denkt graag met u mee over financieringsvraagstukken en de juridische kaders die daarbij komen kijken. Neem in dat kader gerust contact met ons op.
[1] HR 5 september 2025, ECLI:NL:HR:2025:1237.
[2] HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1274 en HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1276.
Neem contact met ons op
- Rotterdam +31 (0)10 440 05 00
- Den Haag +31 (0)70 354 70 54